Het controversiële verhaal van Bjarne Riis, de Tour-winnaar van 1996
De bijnamen die aan professionele wielrenners worden gegeven kunnen nogal vreemd zijn. Sommige zijn stijlvol, zoals 'El Pistolero' voor Alberto Contador. Andere nogal verrassend, zoals 'Le Blaireau' ('De Das') voor Bernard Hinault. Bjarne Riis had er twee: 'De adelaar van Herning' en 'Monsieur 60%'.
De Deen, winnaar van de Tour de France in 1996, maakt deel uit van een generatie die epo gebruikte, een hormoon dat de aanmaak van rode bloedcellen in het bloed stimuleert en het herstel verbetert. Daarom heeft hij de bijnaam 'Monsieur 60%', omdat zijn hematocriet, het percentage rode bloedcellen in het bloed, ver boven de toegestane 50% lag.
Riis mag zijn dopinggebruik dan hebben toegegeven, maar zijn beklimmingen van Hautacam en de Colle Sestriere in 1996 hebben een blijvende indruk achtergelaten op wielerfans. Blik samen ons terug op de carrière van een atypische renner die cols blijft bedwingen, ditmaal als ploegleider.
Bjarne Riis werd op 3 april 1964 geboren in Herning, Denemarken. Hij groeide op in zijn geboortestad en werd verliefd op het wielrennen en de plaatselijke club.
Het eerste opvallende resultaat van de jonge Riis kwam in 1984, toen de Deen op 20-jarige leeftijd deelnam aan de Flèche du Sud, een vijfdaagse wedstrijd in Luxemburg. Hij won er twee etappes, pakte de bergtrui en eindigde tweede in het algemeen klassement.
Hij werd opgemerkt door talentscout Marcel Gilles en sloot zich in 1985 aan bij de Luxemburgse club ACC Contern. Hij won 16 koersen in één jaar en bevestigde daarmee de hoop die in hem gevestigd was.
In 1986 maakte hij zijn professionele debuut bij het Belgische team Roland. De Deen viel echter niet echt op en won in twee jaar tijd geen enkele wedstrijd. Desondanks werd hij in 1988 ingelijfd door Toshiba, maar het jaar daarop vertrok hij al naar een andere ploeg.
Riis sloot zich aan bij de Super U-ploeg van Laurent Fignon, waar hij naam maakte door een etappe te winnen in de Giro van 1989. Hij won dat jaar ook de ploegentijdrit in de Tour.
In 1990 verhuisde hij naar Castorama, waar hij zich een trouwe ploegmaat toonde. In 1991 werd hij zesde op het WK op de weg en in 1992 trok hij naar Ariostea.
De Italiaanse ploeg bood hem een kopmansrol aan en in zijn eerste seizoen maakte hij optimaal gebruik van die status door een etappe te winnen in de Tour en de Giro van 1993. Hij blonk uit in La Grande Boucle en werd vijfde in het eindklassement.
In 1994 sloot hij zich aan bij Gewiss-Ballan, een ploeg in volle groei, en won hij een etappe in de Tour met aankomst in Albi. In 1995 schreef hij dan weer geschiedenis door als eerste Deen op het podium van de Tour te eindigen met een derde plaats, op meer dan zes minuten van de ongenaakbare Miguel Indurain.
Voortbouwend op dit succes werd hij in 1996 Deens kampioen op de weg en in het tijdrijden. Met zijn nieuwe ploeg Deutsche Telekom was hij een van de favorieten voor de Tour de France en werd hij gezien als een van de weinigen die Indurain van zijn troon kon stoten.
Na een regenachtige eerste week slaagde Riis erin om in de kop van het klassement te blijven. Hij onderscheidde zich daarna in de eerste Alpenrit en zette een instortende Indurain op meer dan drie minuten.
De volgende dag eindigde hij tweede in de tijdrit achter Berzin en werd tegelijkertijd tweede in het algemeen klassement achter zijn voormalige ploegmaat. Op 8 juli won hij dan solo de negende etappe met aankomst in Sestriere en pakte de gele trui.
Riis had een voorspong van 40 seconden op de Rus Berzin en zou ook zijn stempel drukken op de 16ᵉ etappe, met aankomst op Hautacam. Nadat hij achteraan de kopgroep had gehangen, plaatste hij twee verwoestende demarrages en ging er alleen vandoor.
De Deen maakte indruk en na de Pyreneeën had hij meer dan vier minuten voorsprong de tweede in het klassement: zijn ploegmaat, Jan Ullrich.
Tijdens de voorlaatste etappe, een tijdrit, toonde hij echter voor het eerst tekenen van zwakte en moest hij 2 minuten en 18 seconden toegeven op Ullrich. De twee finishten uiteindelijk in de top twee, voor Richard Virenque.
Riis werd zo de eerste Scandinavische renner die de Tour de France won. Na winst in de Amstel Gold Race in 1997 ging de Deen na een val in 1999 echter noodgedwongen met pensioen.
De overwinning van Riis werd echter onmiddellijk overschaduwd door de reputatie van de renner, die de bijnaam 'Monsieur 60%' kreeg vanwege zijn vermeende hematocrietgehalte (het aantal rode bloedcellen). Het grote publiek was ervan overtuigd dat de Deen doping gebruikte en had het bij het rechte eind.
Op 25 mei 2007 gaf Riis in een interview met L'Équipe immers toe dat hij tijdens zijn carrière en in het bijzonder tijdens de Tour de France van 1996 epo had gebruikt. Hoewel hij had bekend, werd zijn eindzege niet afgenomen en werd Riis gewoon gedwongen om zijn gele truien in te leveren.
Vlak na zijn afscheid begon hij aan een carrière als manager in het wielrennen. Hij was een van de oprichters van de Deense ploeg Home-Jack & Jones en werd later eigenaar. De ploeg veranderde in 2001 van sponsor met de komst van CSC en vervolgens in 2009 met Saxo Bank.
In zijn boek 'The Secret Race' beweert de voormalige Amerikaanse renner Tyler Hamilton dat Riis het gebruik van doping actief aanmoedigde tijdens zijn tijd bij CSC.
In december 2013 kocht miljardair Oleg Tinkov de ploeg van Riis, die in 2015 werd ontslagen na een aantal geschillen over de slechte resultaten van de ploeg.
In 2020 werd hij dan manager van de Zuid-Afrikaanse ploeg NTT Pro Cycling, waar hij in november 2020 al vertrok.