Het tragische verhaal van Frank Vandenbroucke, wonderkind van het Belgische wielrennen
Het Belgische wielrennen bracht al ontelbare getalenteerde renners voort. Drie daarvan dragen de naam Vandenbroucke: vader Jean-Jacques, oom Jean-Luc en zoon Frank. De laatste, de meest getalenteerde van de drie, kende helaas het meest tragische lot.
Vandenbroucke was een van de grote namen in het internationale wielrennen aan het eind van de jaren 90, maar hij slaagde er niet in om zijn volledige potentieel waar te maken. De Belg belandde in een vicieuze dopingcirkel en slaagde er nooit in om die te doorbreken. Een terugblik op het getormenteerde leven van Frank Vandenbroucke.
Vandenbroucke werd geboren op 6 november 1974 in Moeskroen. Als zoon en neef van twee wielrenners leek hij voorbestemd om wielrenner te worden. Op vierjarige leeftijd werd hij tijdens het fietsen echter aangereden door een rallypiloot en moest hij verschillende operaties aan zijn linkerknie ondergaan.
De jonge Vandenbroucke ging op achtjarige leeftijd aan atletiek doen en kroonde zich op zijn elfde tot Belgisch kampioen in zijn categorie.
Pas in 1989, op 14-jarige leeftijd, besloot hij terug te keren naar de wielersport en een licentie te nemen. Zijn debuut was een groot succes, met 8 overwinningen in 1990 en 15 in 1991.
In 1992 bevestigde hij alle hoop die op hem gevestigd was door Belgisch kampioen bij de junioren te worden en derde op het WK voor junioren in Athene. De jonge Vandenbroucke was gelanceerd.
In 1994, op 19-jarige leeftijd, sloot hij zich aan bij Lotto, waar zijn oom Jean-Luc op dat moment ploegleider was. Hij won dat jaar een rit in de Ronde van de Middellandse Zee en kreeg een plaatsje in de Belgische WK-selectie.
Het jaar daarop besloot hij naar het Mapei van Patrick Lefevere te trekken en won hij de klassieker Parijs-Brussel. Daarna moest hij zijn seizoen helaas beëindigen vanwege pijn in zijn linkerknie.
Ondanks de pijn bleef de Belg indruk maken. Hij won de GP Ouest France-Plouay (1996), de Ronde van Oostenrijk (1996), Gent-Wevelgem (1998) en Parijs-Nice (1998).
Vandenbroucke was op dat moment 23 en werd beschouwd als de toekomst van het internationale wielrennen. Met een 9ᵉ plek op de UCI-ranking behoorde hij tot de allerbeste renners ter wereld.
Om de absolute top te bereiken, besloot hij om in 1999 naar het Franse Cofidis te trekken, waar hij de kopman zou zijn. Als winnaar van de openingskoers GP La Marseillaise verscheen hij als een outsider aan de start van de Ronde van Vlaanderen. Ondanks een valpartij aan de voet van de Muur van Geraardsbergen, slaagde hij erin om te terug komen en nog tweede te worden in de sprint.
Die podiumplaats was een bewijs van het talent en de overgave van de jonge Vandenbroucke. Een paar maanden later zou hij opnieuw van zich doen spreken met de grootste overwinning uit zijn carrière: Luik-Bastenaken-Luik.
Na een adembenemend duel met zijn rivaal Michele Bartoli ging hij er op een paar kilometer van de finish alleen vandoor en won solo met 30 seconden voorsprong op de tweede. De pers was unaniem: deze knaap was een wonderkind.
Tijdens zijn periode bij Cofidis werd de Belg in verband gebracht met de Franse sportdokter Bernard Sainz, die hem dopingproducten bezorgde. Vandenbroucke werd vrijgesproken door het Franse gerecht, maar werd wel voor enkele weken geschorst door Cofidis.
Vandenbroucke sloot zijn het seizoen 1999 af met twee ritoverwinningen in de Ronde van Spanje en de derde plaats in de UCI-ranking. De Belg stond aan de top.
In 2000 werd de Belg echter steeds minder gedreven en toegewijd. Hij trainde minder en zijn resultaten gingen achteruit. Hij won dat jaar geen enkele wedstrijd en tekende in 2001 voor een nieuwe ploeg: Lampre.
Dat seizoen zou de ondergang inluiden voor de Belg, die helemaal niet meer met zijn hoofd bij zijn carrière zat. Hij stuurde zijn kat naar de trainingen en Lampre besloot zijn contract niet te verlengen.
2002 was nog moeilijker voor Vandenbroucke. Op 27 februari 2002 werden bij hem thuis een aantal verboden middelen gevonden, waaronder epo, clenbuterol en morfin. De renner werd voor zes maanden geschorst.
In 2003 kwam hij uit voor Quick Step-Davitamon en werd - tegen alle verwachtingen in - fraai tweede in de Ronde van Vlaanderen. De wederopstanding van Vandenbroucke was echter van korte duur en na dat seizoen vertrok de 29-jarige renner bij de ploeg.
De jaren die volgden waren een lange calvarietocht voor de renner, die zonder succes voor verschillende ploegen reed, op een paar ereplaatsen in 2004 na (zesde in Parijs-Nice en zevende in de Waalse Pij). In 2006 werd hij gedwongen om ontslag te nemen bij Unibet.com.
Vandenbroucke toonde in die tijd niet alleen een gebrek aan professionalisme, maar had ook regelmatig last van zijn linkerknie en onderging verschillende operaties.
In 2007 ondernam de Belgische renner een zelfmoordpoging. Zijn vriend en ploegmaat Nico Mattan zorgde ervoor dat hij weer ging trainen en Vandenbroucke werd actiever.
Het jaar daarop was echter verschrikkelijk voor de man die nu bekendstond als het 'enfant terrible' van het wielrennen. De Belgische pers onthulde immers dat Vandenbroucke cocaïne zou hebben gekocht.
Op 12 oktober 2009 werd Vandenbroucke op vakantie dood aangetroffen in een hotelkamer in het Senegalese Saly. De precieze omstandigheden van zijn dood blijven onbekend.