Is Jonas Vingegaard sneller dan Chris Froome of Lance Armstrong?
Op zondag 23 juli 2023 won de Deen Jonas Vingegaard zijn tweede opeenvolgende Tour de France voor concurrent Tadej Pogacar. Op zijn 26e lijkt de Jumbo-Visma-renner onaantastbaar, maar zijn prestaties roepen vragen op.
De strijd tussen Pogacar en Vingegaard was twee weken lang keihard, maar de Deen reed iedereen naar huis in de enige tijdrit van de Tour van 2023. Over het parcours van 22 kilometer zette hij al zijn rivalen op ruime afstand.
Vingegaard was 1 minuut en 38 seconden sneller dan Pogacar, die zelf alle andere deelnemers - waaronder Wout Van Aert - met minstens 1 minuut en 13 seconden had geklopt. Een fabelachtige prestatie.
Deze tijdrit doet denken aan die van 2020 op La Planche des Belles Filles, waarin Pogacar een achterstand van net geen minuut op landgenoot Primoz Roglic wist goed te maken. Maar eigenlijk zijn deze twee tijdritten niet te vergelijken.
Op La Planche des Belles Filles was Pogacar erin geslaagd om 2,2 seconden per kilometer terug te pakken aan het 2ᵉ tussenpunt, daarna 2,2 seconden per km aan het 3ᵉ, en 2,5 seconden per km aan het 4ᵉ. Vingegaard pakte dan weer 4,3 seconden per km aan het 2ᵉ tussenpunt, 7,6 seconden per km aan het 3ᵉ, en 7,8 seconden per km aan het 4ᵉ.
De prestatie van Vingegaard is dus veel indrukwekkender dan die van de Sloveen, maar hoe zit het met andere renners? Lance Armstrong, Chris Froome (foto), Marco Pantani ... Reden al deze legendes sneller dan de Deen?
Om dit te na te gaan, moeten we kijken naar de wattages. Maar wat zijn wattages? "Om te bewegen, lever je energie", legt Antoine Vayer, ex-coach van de Franse ploeg Festina uit aan francetvinfo. "Het drukt de manier uit waarop je trapt. Deze fysieke gegevens, uitgedrukt in watt, laten ons toe om de kracht die je ontwikkelt te beoordelen."
Foto: Antoine Vayer / Twitter
Volgens schattingen van wielermedium Lanterne Rouge ontwikkelde de Deen een vermogen van 7,6 W/kg tijdens een inspanning van 13 minuten en 21 seconden. Hoewel het erg moeilijk is om tijdperken te vergelijken, is deze prestatie vergelijkbaar met de beklimming van de Flumserberg door Marco Pantini (foto) in 1995 of de beklimming van Hautacam door Bjarne Riis in 1996.
De beklimmingen van Pantani en Riis maakten destijds veel indruk, maar beide renners gaven later toe epo te hebben gebruikt. Daarom reed Vingegaard de 'beste' klim in meer dan 25 jaar, zo niet in de geschiedenis.
Ook de volgende dag pijnigde de Deen zijn rivalen tijdens de beklimming van de Col de la Loze, een van de lastigste cols in Frankrijk. Hij brak er het klimrecord, dat sinds 2020 in handen was van Miguel Angel Lopez.
Vingegaard legde de klim af in 32 minuten 59 seconden, terwijl de Colombiaan er 33 minuten 51 seconden over deed. Vingegaard pakte ook bijna 2 minuten op zijn tweede rivaal, Adam Yates (UAE Team Emirates), en ontwikkelde een vermogen van maar liefst 6,21 W/kg. En dat alles terwijl hij even opgehouden werd door een stilstaande auto en moto.
Vingegaard zette een nog sterkere prestatie neer dan Pantani, Riis of Pogacar. Maar hoe zit het met Lance Armstrong en Chris Froome? Om dat te weten te komen, kijken we naar het gemiddelde vermogen van de renners.
Deze waarde laat ons toe om de inspanning van een renner tijdens een klim te meten. Volgens experts worden gemiddelde vermogens onder de 410 watt als menselijk beschouwd, tussen de 410 en 430 als verdacht, tussen de 430 en 450 als wonderbaarlijk en daarboven als buitenaards.
Armstrong beleefde zijn hoogtepunt tijdens de beklimming van Hautacam in 2000, toen hij gemiddeld 455 watt trapte tijdens een inspanning van 36 minuten en 25 seconden. De Amerikaan verloor echter zijn eindzege van dat jaar, omdat hij doping had genomen.
Froome deed nog beter. Op 23 juni 2013, tijdens de beklimming van de Col de la Madone, leverde hij een bovenmenselijke inspanning over een klim van 12,8 km en 30 minuten en 6 seconden door gemiddeld 472 watt te trappen.
Deze prestatie moet echter met een korreltje zout worden genomen, omdat hij ze niet in een wedstrijd neerzette, maar wel tijdens een training. Voor Armstrong was het al de derde col van de dag, en bovendien reed hij met ander materiaal.
Hoe zit het met Vingegaard? Op de Col de Marie-Blanque op 5 juli 2023 klokte de Deen af op gemiddeld 486 watt in 16 minuten, terwijl zijn gemiddelde vermogen in de Tour van 2023 niemand minder dan 447 watt bedroeg, tegenover 435 voor Pogacar. Het record staat op naam van Miguel Indurain met 455 watt in 1995.
Op dit moment is het gemiddelde vermogen van Vingegaard in de tijdrit van de Tour van 2023 nog niet bekend, maar volgens Antoine Vayer bedroeg het bijna 500 watt op de Côte de Domancy.
Wat gemiddelde vermogens in de Tour betreft, was het hoogste ooit geregistreerd door Armstrong 438 watt (2001). Voor Froome was dat 419 watt, in de Tour de France van 2016, die hij won voor Romain Bardet.
Kortom: de prestaties in het peloton zijn in een paar jaar tijd enorm verbeterd en wielrenners worden steeds sneller. Dat kan onder meer worden verklaard door ontwikkelingen in het materiaal en de voeding. Dat is althans wat Vingegaard aanhaalt om zijn prestaties te verklaren.
"Ik begrijp de vragen die mensen hierover stellen volkomen", verklaarde hij op een persconferentie in de Tour van 2023. "De voeding, het materiaal, de training, alles is verbeterd. Het enige wat ik kan zeggen, is dat ik niets neem. Ik neem niets wat ik niet aan mijn dochter van twee zou geven."